Waterlopen en grachten

Een van de belangrijkste milieurichtlijnen voor water is de Europese kaderrichtlijn Water van 22 december 2000.

Deze richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van ons oppervlakte- en grondwater sinds 2015 in orde is. Ze verplicht de lidstaten om duurzaam met water om te springen. Hiervoor moeten ze beheerplannen opstellen per stroomgebied. Deze kaderrichtlijn werd in Vlaanderen vertaald in het decreet Integraal Waterbeleid.

Het is niet haalbaar om alle acties en maatregelen voor heel Vlaanderen in één allesomvattend plan te gieten. Elk watersysteem verdient een eigen aanpak. Er worden daarom afzonderlijke plannen opgemaakt voor de stroomgebieddistricten van de Schelde en de Maas, voor de elf bekkens en voor de 103 deelbekkens. Tussen al deze plannen is er een intense samenhang. De waterbeheerplannen hebben als doel samen een integraal waterbeheer in de praktijk te brengen, elk op het juiste niveau.

Aalter wordt verdeeld in twee hydrografische bekkens:

Er zijn geen polders en wateringen actief in beide deelbekkens.

Werken aan grachten en onbevaarbare waterlopen

Machtigingsaanvraag bij de waterloopbeheerder

  • Voor het uitvoeren van buitengewone werken aan een gracht of waterloop is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de werken effectief uitgevoerd worden, dien je een machtigingsaanvraag in bij de waterloopbeheerder.
  • Voor het uitvoeren van buitengewone werken aan een publieke gracht, belangrijke verbindingsgracht of onbevaarbare waterloop van de 3de categorie zijn de formulieren voor de machtigingsaanvraag beschikbaar onderaan deze pagina.
  • Voor het uitvoeren van buitengewone werken aan een onbevaarbare waterloop van de 2de categorie is de machtigingsaanvraag toegelicht op de website van de Provincie Oost-Vlaanderen.
  • Voor het uitvoeren van buitengewone werken aan een onbevaarbare waterloop van de 1ste categorie is de machtigingsaanvraag toegelicht op de website van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM).

Wat zijn buitengewone werken?

Buitengewone werken die een particulier kan uitvoeren:

  • uitvoeren van een lozingspunt voor de afvoer van regen- of gezuiverd water;
  • overwelven;
  • aanbrengen van een oeverversterking (beschermingswerken).

De werken dienen uitgevoerd te worden overeenkomstig de bepalingen van de geldende versie van het standaardbestek 250 voor de wegenbouw, Hoofdstuk IV ‘voorbereidende werken en grondwerken’ en Hoofdstuk XIII ‘werken aan waterlopen’.

Voorafgaand aan de uitvoering van een buitengewoon werk aan een waterloop of gracht, dient de vergunninghouder over een door de gemeentelijke administratie goedgekeurd uitvoeringsplan te beschikken.

Uitvoeren van een lozingspunt

Voor het uitvoeren van een lozingspunt in een waterloop of gracht gelden volgende voorwaarden:

  • De waterloop/gracht moet na de uitvoering van de werken in haar oorspronkelijke toestand hersteld worden. Eventueel bestaande bodem- en/of taludbekledingen moeten op een degelijke wijze hersteld worden, in dezelfde materialen waarin ze geplaatst werden. De lozingsbuis wordt zo afgewerkt dat de onderkant van de buis gelijk komt met het dagvlak van de bestaande oeverversterking om bij machinaal onderhoud van de waterloop eventuele schade aan de lozingsbuis te vermijden.
  • De loop van het lozingspunt in een gracht dient zich minimaal 50 cm boven het bodempeil van de geruimde gracht te bevinden.
  • Indien er geen bestaande bodem- en/of taludbekledingen zijn, dienen ter hoogte van de lozingsconstructie de wanden van de waterloop/gracht op een degelijke wijze te worden verstevigd. De versteviging dient te worden uitgevoerd over een breedte van minstens 1 meter. De doorgroeitegels worden aangevuld met grond en ingezaaid.
  • Bij een bodembreedte van de waterloop/gracht kleiner of gelijk aan 75 cm dient het overstaande talud van de waterloop eveneens te worden verstevigd. De bestaande bodembreedte van de waterloop mag niet worden gewijzigd.
  • Indien noodzakelijk, dient er een terugslagklep geplaatst te worden op de lozingsbuis om te vermijden dat bij hoge waterstanden in de waterloop er terugslag zou zijn.

Overwelven

Een nieuwe overwelving van een baangracht wordt uitsluitend toegestaan om de toegang tot het perceel te kunnen realiseren. Dit beperkt tot de inbuizing die strikt noodzakelijk is voor de oprit. Er is slechts één overwelving per kadastrale legger toegelaten.

De machtiging tot het overwelven van de baangracht houdt geen enkel recht in om de bedding van de overwelfde waterloop bij de private eigendom in te lijven.

De vergunninghouder is verantwoordelijk voor de plaatsing, het onderhoud en eventuele herstellingen bij schade en draagt alle kosten en lasten die hieraan verbonden zijn. Het onderhoud omvat onder andere het ruimen en vrijhouden van alle obstakels die een vlotte waterdoorstroming verhinderen.

Indien later om welke reden ook, geoordeeld wordt dat de plaats in haar vorige staat moet worden hersteld en/of dat de overwelving verplaatst of weggenomen moet worden, zullen de vergunninghouder, de opvolgers of rechthebbenden ertoe gehouden zijn dit te doen op het eerste verzoek van het gemeentebestuur, zonder dat hiervoor enige vergoeding of schadeloosstelling kan geëist worden.

Voor het uitvoeren van een overwelving gelden volgende voorwaarden:

  • Materialen:
    • Ronde BENOR-gekeurde betonbuizen met een minimale binnendiameter van 400 mm, sterktetype afgestemd met de gebruiksbestemming van de overwelving, of rechthoekige kokers waarvan de afmetingen worden toegelicht in de machtigingsaanvraag
    • mofverbinding met rubber dichting;
    • bed van verdicht of gestabiliseerd zand met een dikte van minimum 0,20 m
    • sleufaanvulling met zand of aanvulgrond;
  • Aanleg op minstens 1,5 m van de bestaande bomen.
  • De as van de overwelving zal overeenstemmen met de as van de geruimde waterloop of gracht en moet met één ononderbroken helling worden uitgevoerd.
  • Plaatsing in een volledig ontruimde grachtbodem zonder schade toe te brengen aan de grachtkanten en mogelijk aanwezige nutsleidingen. De toegebrachte schade valt volledig ten laste van de vergunninghouder.
  • De doorstroming van het water in de gracht dient tijdens de uitvoering van de werken steeds verzekerd te zijn.
  • Indien boven de overwelving een verharding wordt aangelegd, bedraagt het hellingspercentage van de verharding in de richting van de as van de weg minimaal 0,02 m en maximaal 0,04 m per meter.
  • Indien de aanvrager de overwelving wenst te accentueren met kopmuren, dienen deze te worden opgericht in vaste materialen, bij voorkeur prefab materialen. In het geval van baksteenmetselwerk wordt een rollaag als deklaag geplaatst, met een minimale dikte van 0,30 m (breuksteenmetselwerk of beton) op betonfundering. De dagzijden worden ingevoegd en alle metselwerk in contact met de grond wordt voorzien van pleisterwerk (dikte 0,10 m) en door 2 lagen koolteer waterdicht gemaakt.
  • Indien geen kopmuren worden voorzien, dienen de vrije uiteinden van de overwelving schuin worden afgewerkt en indien nodig verstevigd met funderingsbeton, grachtelementen of breukstenen.
  • Alle eventuele bestaande overwelvingen voor het perceel dienen te worden opgebroken. Indien de oevers op deze locatie niet op een natuurlijke wijze in stand gehouden kunnen worden, dient een oeverversterking geplaatst te worden. De oevers op deze locatie(s) dienen in de oorspronkelijke staat te worden hersteld.

Beschermingswerken

Beschermingswerken van de oever (betuining) worden enkel uitgevoerd / toegelaten in functie van de aanpak tegen wateroverlast en de veiligheid van de weggebruiker. Betuining kan enkel worden uitgevoerd met natuurtechnische materialen zoals houten palen.


Meer informatie?