Ik zit op je schouder
in de vorm van een zoontje
met sproetjes als zoentjes van God
ik blijf tot ik in je pas
dat is het doel!
maar je bent een verre vader
lacht een lege glimlach
met je gezicht verborgen achter je geschulpte kraag
draag je me als een dode vleugel
ik meet de toename van wederzijdse vervreemding
en haak af
mijn verhaal zoekt liefde
oorlog
alles is decadentie
bomen haken niet meer in mekaar
het strand heeft zich in zand verpakt
dorpen zijn zinsbedrog
en kinderen waaien zomaar om
het leven is elders
iets in mij buigt diep
wil mijn tranen een ritme opleggen
maar ik trek me op aan mijn veters
zin op een woord om de tijd te herstellen
zoek naar stenen die huizen herbouwen
want later is te laat
voor alles verdwijnt en daarna
al wat ik vraag is een handjevol hemel
ik denk dat het voorbij moet zijn
jij en ik en alles daartussen
onze liefde rolt niet meer soepel
we dansen op de stilte
ik wil niet meer
de zin van zin zoeken
je landschap verkennen
naakt als de stenen
en mijn mond laten stofzuigen.
Gevangen in dood weerwater
hang ik mijn verdriet aan het licht
en kom thuis in mezelf.
Ik schrijf schrijfseltjes, pen neer wat in me opkomt, zomaar, eenvoudig van taal en toegankelijk