Bieke Vandewalle (poëzie)

Ik zit op je schouder

in de vorm van een zoontje

met sproetjes als zoentjes van God

ik blijf tot ik in je pas

‘dat is het doel!’

maar je bent een verre vader

lacht een lege glimlach

met je gezicht verborgen achter je geschulpte kraag

draag je me als een dode vleugel

ik meet de toename van wederzijdse vervreemding

en haak af

mijn verhaal zoekt liefde


oorlog

alles is decadentie

bomen haken niet meer in mekaar

het strand heeft zich in zand verpakt

dorpen zijn zinsbedrog

en kinderen waaien zomaar om

het leven is elders

iets in mij buigt diep

wil mijn tranen een ritme opleggen

maar ik trek me op aan mijn veters

zin op een woord om de tijd te herstellen

zoek naar stenen die huizen herbouwen

want later is te laat

voor alles verdwijnt en daarna

al wat ik vraag is een handjevol hemel


ik denk dat het voorbij moet zijn

jij en ik en alles daartussen

onze liefde rolt niet meer soepel

we dansen op de stilte

ik wil niet meer

de zin van zin zoeken

je landschap verkennen

naakt als de stenen

en mijn mond laten stofzuigen.

Gevangen in dood weerwater

hang ik mijn verdriet aan het licht

en kom thuis in mezelf.


Ik schrijf schrijfseltjes, pen neer wat in me opkomt, zomaar, eenvoudig van taal en toegankelijk